De opkomst van het elektronische tijdschrift


Licht ge-hypertext-e versie van een artikel verschenen in EMNET / Nieuwsbrief Electronische media 1(5) 28 oktober 1994.


Hans Roes, Bibliotheek Katholieke Universiteit Brabant

Inleiding

De dagen van het gedrukte wetenschappelijke tijdschrift lijken om een aantal redenen geteld. Communicatie via het Internet wordt steeds belangrijker in de wetenschappelijke wereld. De vraag is of een elektronische variant van het vertrouwde wetenschappelijke tijdschrift levensvatbaar is.

De crisis van het gedrukte tijdschrift

Meer dan 300 jaar geleden en ongeveer 200 jaar na de uitvinding van de boekdrukkunst, in 1665, ontstonden de eerste wetenschappelijke tijdschriften vrijwel gelijktijdig in London en Parijs. In die 300 jaar heeft dit fenomeen een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt tot het middel bij uitstek voor de communicatie, kwaliteitsbeoordeling en archivering van wetenschappelijk werk. Op het ogenblik bestaan er waarschijnlijk meer dan 100.000 wetenschappelijke tijdschriften, al weet niemand het precieze aantal. Onduidelijkheid is er voor wat betreft de afbakening - wanneer mag een tijdschrift wetenschappelijk worden genoemd ? - en de vraag welke tijdschriften nog als levend mogen worden beschouwd.

Tegelijkertijd is er sprake van een ernstige crisis op de markt voor het wetenschappelijke tijdschrift, in de Engelstalige literatuur aangeduid als de `serials pricing crisis'. Sommigen, zoals Karen Hunter van Elsevier Science, spreken zelfs van een bedreiging van het `publishing ecosystem' Hunter 1993]. Deze crisis hangt samen met een aantal factoren. Ten eerste is er de explosie van de hoeveelheid wetenschappelijke informatie die zich niet alleen uit in een nog immer toenemend aantal tijdschriften, maar ook in verschijnselen als meer jaargangen per jaar, meer afleveringen per jaargang en meer pagina's per aflevering. Gevolg is een toenemende abonnementsprijs, soms oplopend tot meer dan fl. 10.000,-- per jaar voor een enkel abonnement. Ten tweede staan de budgetten van wetenschappelijke bibliotheken, de bulk-afnemers, onder druk. De gevolgen laten zich raden: wereldwijd worden met enige regelmaat annuleringsacties ondernomen. Aangezien drukkosten slechts een gering onderdeel uitmaken van de prijs van een wetenschappelijk tijdschrift en zeker niet sterk variëren met de, reeds geringe, oplagen, heeft dit weer tot gevolg dat de hoge vaste lasten over een kleiner aantal abonnementen moeten worden omgeslagen. Een vicieuze cirkel dus.

Niet alleen dreigt het systeem te verzanden in onbetaalbaarheid, ook een van de belangrijkste functies van het gedrukte tijdschrift, namelijk communicatie van de resultaten van wetenschappelijk werk, staat onder druk. Per wetenschapsgebied zijn er uiteraard verschillen, maar het gros van de wetenschappers blijft niet bij de les door regelmatig te bladeren in vaktijdschriften. Die informatie is zelfs vaak, vanwege de lange tijd die verstrijkt tussen inleveren en daadwerkelijk publikatie, reeds verouderd op het moment van verschijnen. Al voor het elektronische tijdperk werden congressen en research memoranda (ook vaak preprints genoemd) belangrijker om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen op het vakgebied. Sinds vrijwel iedere wetenschapper is aangesloten op het wereldwijde Internet vinden ook hier ontwikkelingen plaats die de ertoe kunnen leiden dat het gedrukte tijdschrift, voorzover het nog toekomst heeft, met name dient voor de archivering van de door `peer review' goedgekeurde resultaten van onderzoek. Het zijn vooral twee fenomenen die hierin een rol spelen. Een betreft de elektronische verspreiding van preprints, het andere het elektronische tijdschrift.

Voor wat betreft de verspreiding van preprints is het meest aansprekende initiatief te vinden in de wereld van high energy physics. Wie de beschikking heeft over een World Wide Web browser zou eens een kijkje moeten nemen in het het gigantische archief van Paul Ginsparg. Dit archief kent op dit moment meer dan 20.000 gebruikers, meer dan 35.000 transacties (mail, ftp, gopher, WWW) per dag, terwijl honderden papers per maand worden toegevoegd, in (La)TeX en Postscript. In Nederland onderzoekt de Katholieke Universiteit Brabant, in samenwerking met de Rijksuniversiteit Limburg de mogelijkheid om een soortgelijk archief op te zetten. Aangezien vrijwel ieder wetenschappelijk produkt tegenwoordig met tekstverwerkers wordt gemaakt, is dit een vrij voor de hand liggende stap. Problemen liggen dan ook niet zozeer in het technische, als wel, zoals vaker, in het organisatorische vlak. Het Tilburgs/Maastrichtse project beoogt een integratie met de reeds bestaande bibliothecaire infrastructuur tot stand te brengen om net iets meer dan een elektronische boekenplank bieden. Dit artikel wil echter vooral ingaan op het fenomeen van het elektronische tijdschrift.

De omvang van het fenomeen

Net als bij het gedrukte tijdschrift is het ook hier moeilijk een greep te krijgen op de omvang en het karakter van het verschijnsel. Voor wie onvoorbereid in het diepe wil springen kan het archief op de CICnet gopher worden aanbevolen. Hier zijn inmiddels zo'n 700 elektronische tijdschriften opgenomen die zowel via alfabetische lijsten als via rudimentaire onderwerpsgebieden te benaderen zijn. De kwaliteit varieert echter enorm van kwalitatief zeer goede peer reviewed wetenschappelijke tijdschriften tot de elektronische variant van het gestencilde schoolblad. Voorts is absoluut niet duidelijk hoeveel eendagsvliegen ertussen zitten die inmiddels de geest hebben gegeven.

Een meer belovende aanpak is die van de Amerikaanse Association of Research Libraries (ARL) welke een Directory of Electronic Journals, Newsletters and Academic Discussion Lists bijhoudt op de ARL gopher. Updates van deze directory worden bijgehouden via de NEWJOUR-L listserver. De ARL directory geeft een opsomming van 440 elektronische tijdschriften (stand april 1994) waarvan er na nadere beschouwing 39 overblijven die gekenmerkt kunnen worden als peer reviewed elektronisch tijdschrift. Het is interessant om een aantal kenmerken van deze tijdschriften op een rijtje te zetten.

Allereerst blijkt dat het eerste tijdschrift reeds in 1987 verscheen, maar dat vanaf 1993 de groei er met 15 goed in komt te zitten, terwijl er tot en met april 1994 al 6 nieuwkomers konden worden genoteerd. Het grootste en het snelst groeiende gebied wordt gevormd door tijdschriften op het gebied van de wiskunde, terwijl opvalt dat informatica met slechts 3 tijdschriften maar zwak meedoet, hetgeen overigens correspondeert met de algemene indruk dat het op dit vakgebied vooral de proceedings van conferenties zijn die ertoe doen. Wat betreft formats is ASCII nog steeds koploper met TeX en Postscript daar achter en weer vooral op het gebied van de wiskunde. Nieuw is HTML, het van SGML afgeleide format dat op het World Wide Web in zwang is. Toegangsmogelijkheden variëren enorm met mail/usenet, gopher en ftp als absolute koplopers terwijl WWW sterk in opkomst is. Veel elektronische tijdschriften kennen overigens verschillende toegangsmogelijkheden. Kortom, het is een allegaartje wat aangetroffen wordt, zelfs bij deze geringe aantallen. Hoe verhoudt zich dat tot de literatuur over dit onderwerp ?

Verwachtingen

Snelle communicatie wordt door vrijwel iedereen die over het onderwerp schrijft als het voordeel bij uitstek genoemd. Uiteraard hangt dit af van de snelheid die in het refereeing proces wordt gehaald, maar belangrijker is wellicht dat zodra een artikel goedgekeurd is dit meteen de wereld rondgezonden kan worden, er hoeft immers geen aflevering meer te worden samengesteld. Ook is er in principe geen limiet meer aan de omvang van een artikel en kunnen bijvoorbeeld experimentele data worden meeverzonden, sterker nog: multimedia behoort nu ook tot de mogelijkheden. Daaruit vloeit ook de mogelijkheid van hyperlinks voort, bijvoorbeeld met referenties, maar ook met reacties en commentaren. Harnad, redacteur van het gezaghebbende elektronische tijdschrift Psycoloquy voorziet zelfs een systeem van `open peer review'. Harnad verwacht overigens een vierde cognitieve revolutie (na spraak, schrift en boekdrukkunst) van elektronische tijdschriften, aangezien de snelheid van communicatie nu weer in de buurt van de snelheid van denken komt te liggen hetgeen bevorderlijk is voor de creativiteit die immers kenmerkend is voor spontane reacties [Harnad 1991, 1993]. Overigens komen hyperlinks nauwelijks voor, men treft ze slechts aan bij de tijdschriften die via WWW verschijnen, maar dan nog worden ze slechts gebruikt om binnen de verder lineaire tekst van inhoudsopgave naar paragrafen te springen en vanuit de tekst naar voetnoten. Multimedia beperkt zich tot het nu en dan bijleveren van JPEG/MPEG files.

Vergeleken met Harnad zijn de verwachtingen van bibliothecarissen op zijn minst wat platvloers te noemen. Elektronische tijdschriften vragen geen plankruimte en krijgen geen ezelsoren, diefstal is onmogelijk en de gebruiker is niet langer gebonden aan de openingstijden van de bibliotheek. Ook verwachten velen een bijdrage aan de oplossing van de `serials pricing crisis' en de mogelijkheid om controle over de informatieketen terug te winnen van commerciële uitgevers [Metz/Gherman 1991, Manoff 1992]. Inderdaad kennen de meeste elektronische tijdschriften geen abonnementsprijs en zijn ze vaak het initiatief van gedreven wetenschappers als Harnad. Of dat zo blijft is uiteraard nog maar de vraag.

Problemen

Overigens worden er ook problemen gesignaleerd. Allereerst in het aantrekken van prestigieuze auteurs die hun werk toch liever in de gerenommeerde gedrukte tijdschriften gepubliceerd zien. Daarbij kan een samenhang met het personeelsbeleid aan instellingen van wetenschappelijk onderzoek geconstateerd worden. Vaak tellen alleen gedrukte publikaties. Dit probleem kan ook gerelateerd zijn aan het feit dat elektronische tijdschriften nog maar weinig zichtbaar zijn voor het gros van de wetenschappers, wat weer te maken kan hebben met het gegeven dat bibliotheken er nauwelijks raad mee weten. Dat is weer verklaarbaar vanuit het allegaartje aan formats en toegangsmogelijkheden.

Fundamentele problemen zijn er op het gebied van de integriteit van documenten en het archiveren [Graham 1993]. Elektronische documenten zijn nu eenmaal makkelijk te manipuleren terwijl vaak ook onduidelijk is wat de herkomst van een bestand is. Met technische middelen lijkt dit probleem oplosbaar, terwijl ook een organisatorische oplossing mogelijk is waarbij centrale archieven met mirrors de integriteit waarborgen. Het archiveringsprobleem duikt op vanwege de snelle ontwikkelingen op het gebied van de informatietechnologie, die toekomstige conversies van documenten vrijwel onvermijdelijk maken. Met name indien er sprake is van software-afhankelijkheden als hyperlinks kan dit grote problemen opleveren. Experimenten met multimedia op dit gebied dienen dan ook met de nodige reserves te worden bekeken.

Conclusie

Zijn elektronische tijdschriften in staat om hun gedrukte voorgangers te vervangen ? Het antwoord is zonder meer ja. Qua communicatie bieden ze onmiskenbare voordelen die alleen maar toenemen indien bibliotheken in staat zijn ze te integreren in hun infrastructuur. Die taak zou vergemakkelijkt worden indien er standaarden op dit terrein gaan ontstaan. In principe hoeft voorts de kwaliteit, welke een afgeleide is van het refereering proces en het algemene redactionele beleid, niet onder te doen voor die van gedrukte tijdschriften. Naarmate het fenomeen groeit zullen voorts meer en meer auteurs hun bezwaren tegen een dergelijke publikatievorm laten varen, wetenschappelijke auteurs willen immers vooral gelezen worden. Het archiveringsprobleem is echter fundamenteel en pleit voor betrokkenheid van bibliotheken bij experimenten.

Belangrijkste vraag is wellicht in hoeverre de commerciële wetenschappelijke uitgevers in staat zijn hun bestaande produkten aantrekkelijk te houden, zowel voor wat betreft snelheid, kwaliteit en, wellicht de belangrijkste factor, prijs.

Referenties

  • Peter S. Graham, "Intellectual Preservation in the Electronic Environment" in: Arnold Hirshon (ed.), "After the Electronic Revolution, Will You Be the First to Go?", American Library Association, Chicago and London, 1993.
  • Stevan Harnad, "Implementing Peer Review on the Net: Scientific Quality Control in Scholarly Electronic Journals", 1993 in: "International Conference on Refereed Electronic Journals: Towards a Consortium for Networked Publications." University of Manitoba, Winnipeg 1-2 October 1993". WP versie: harnad.wp5 Verkrijgbaar via ftp.
  • Stevan Harnad, "Post-Gutenberg Galaxy: The Fourth Revolution in the Means of Production of Knowledge", PACS Review, vol 2, no. 1, pp. 39 - 53, 1991. PACS Review is een elektronisch tijdschrift, om het artikel te bestellen dient een e-mail gestuurd te worden aan LISTSERV@UHUPVM1.UH.EDU, de body van het bericht dient te luiden: GET HARNAD PRV2N1 F=MAIL. Of probeer de PACS gopher.
  • Karen Hunter in: Ann Marie Cunningham and Wendy Wicks (eds.), "Three Views of the Internet", NFAIS Report Series no. 3, NFAIS, Philadelphia, PA, 1993.
  • Paul Metz and Paul. M. Gherman, "Serials Pricing and the Role of the Electronic Journal", College & Research Libraries, vol. 52, no. 4, pp. 315 - 327, 1991.
  • Marlene Manoff et. al., "Report of the Electronic Journals Task Force MIT Libraries", Serials Review, vol. 18, no. 1, pp. 113 - 129, 1992.