Elektronische tijdschriften: recente ontwikkelingen


Artikel verschenen in EMNET / Nieuwsbrief Elektronische Media, 26 augustus 1996.


Inleiding

In de wereld van de wetenschappelijke informatievoorziening wordt de ontwikkeling van het elektronische tijdschrift met wisselende belangstelling gevolgd. Eerdere pogingen eind jaren zeventig, begin jaren tachtig om elektronische tijdschriften van de grond te krijgen liepen stuk op een aantal factoren:

  • er waren te weinig lezers en schrijvers die de beschikking hadden over de benodigde apparatuur,
  • de technische mogelijkheden waren zeer beperkt, met name de grafische mogelijkheden van computerterminals,
  • potentiële auteurs waren moeilijk over te halen om in het medium te publiceren. [1]

Met name in de afgelopen twee jaar is de betekenis van beide eerste factoren, met de komst van het World Wide Web als enabling technology, sterk afgenomen. Dit weerspiegelt zich in een toename van het aantal nieuwe elektronische tijdschriften. De omvang van het verschijnsel elektronisch tijdschrift, alsmede ontwikkelingen op het gebied van elektronische preprints, in vergelijking met activiteiten van uitgevers komen allereerst aan de orde. Vervolgens worden een aantal kritische factoren besproken die bepalend zijn voor de verdere ontwikkelingen in de nabije toekomst.

Elektronische tijdschriften

Wanneer een elektronisch tijdschrift wordt gedefinieerd als een wetenschappelijk tijdschrift - met beoordeling van de bijdragen door vakgenoten voordat ze gepubliceerd worden, peer review - dat puur voor het elektronisch medium is ontworpen, dan is hun aantal nog zeer gering. Zeker wanneer dit vergeleken wordt met het aantal bestaande gedrukte tijdschriften, waarvan veilig mag worden aangenomen dat dit meer dan 100.000 bedraagt.

In een onderzoek uit 1994 (zie ook Emnet 28 oktober 1994 / De opkomst van het elektronische tijdschrift) kwam ik op een aantal van 39 elektronische tijdschriften. Inmiddels zijn er vergelijkbare onderzoeken gedaan in Engeland [2] en de Verenigde Staten [3]. Deze komen respectievelijk uit op aantallen van 83 en 77. Alhoewel de drie onderzoeken in hun aanpak enige verschillen vertonen, kan toch de conclusie worden getrokken dat er in 1995 een versnelling is opgetreden in de groei van het fenomeen. In het Engelse onderzoek is zelfs meer dan de helft van de elektronische tijdschriften ontstaan in 1995. Wanneer deze groei - een jaarlijkse verdubbeling - zich doorzet, en de ontwikkelingen tot dusverre lijken daarop te wijzen, dan staat er een belangrijke verandering in de wetenschappelijke informatieketen voor de deur.

Deze verandering is vooral zo belangrijk omdat een aanzienlijk deel van deze tijdschriften - 60 procent in het Engelse onderzoek - niet door commerciële uitgevers wordt gepubliceerd, maar door groepen van wetenschappers zelf. Daarmee wordt een belangrijke trend van de afgelopen dertig jaar, namelijk een steeds dominantere rol van for profit uitgevers in potentie een halt toegeroepen en krijgen wetenschappers weer meer contrôle over hun eigen produkten.

Elektronische preprints

Een aanverwante ontwikkeling in de wereld van de wetenschap is de snelle opkomst van elektronische preprints. Meer, maar ook vaak minder ruwe versies van artikelen worden via het Internet razendsnel verspreid over de aardbol. Daarmee nemen deze preprints, of research memoranda, een van de belangrijkste functies van het wetenschappelijke tijdschrift, het communiceren van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, over. Het publiceren van het uiteindelijke werk in een gerenommeerd tijdschrift blijft echter van levensbelang, aangezien men in de wetenschappelijke wereld nu eenmaal afgerekend wordt op het aantal publicaties in gedrukte tijdschriften. Daarbij is ook de standing van de tijdschriften - die onder andere via citation counts nauwkeurig wordt bijgehouden - van groot belang. Feitelijk blijven er dan nog maar twee functies voor het gedrukte tijdschrift over: het uitvaardigen van een stempel van goedkeuring door de kring van peers, en het archiveren van de bijdragen voor de toekomst. Gegeven de nog immer toenemende kosten van tijdschriften is het maar de vraag hoelang het gedrukte tijdschrift, met zijn belangrijkste functie uitgehold, kan blijven voortbestaan.

Met name de preprint server van Paul Ginsparg, begonnen op het gebied van high energy physics, heeft een ongekende groei doorgemaakt. Deze server bedient momenteel 35.000 wetenschappers wereldwijd met een totaal van 70.000 transacties per dag. Een interessante ontwikkeling in Nederland is de uitbreiding van een project van de Tilburgse en Maastrichtse universiteit betreffende research papers op het gebied van de economische wetenschappen. Komend jaar wordt dit project opgeschaald naar landelijk niveau waardoor uiteindelijk alle research papers die aan Nederlandse economische faculteiten worden geproduceerd elektronisch ter beschikking komen op het Internet. Door het ver-WWW-en van catalogi kan eenvoudig in deze collectie worden gezocht en een gewenst paper met een klik van de muis worden binnengehaald en eventueel worden afgedrukt.

Elektronische versies

Intussen zitten de grote commerciële uitgevers niet stil. Hun activiteiten richten zich momenteel vooral op het produceren van elektronische versies van hun gedrukte tijdschriften. Daarbij doet zich het merkwaardige fenomeen voor dat vaak van reeds gedrukte versies elektronische images worden gemaakt. Deze worden vervolgens gekoppeld aan referentie databases die de bibliografische beschrijvingen van de artikelen bevatten. Deze aanpak heeft een tweetal nadelen. In de eerste plaats is de elektronische kopie doorgaans later ter beschikking dan de papieren versie. Een van de belangrijkste beloften van IT, namelijk meer snelheid in het wetenschappelijk communicatieproces wordt zo niet waargemaakt. Het tweede nadeel is dat de kosten van een dergelijk systeem, geënt immers bovenop een produktieproces gecentreerd rond papier, hoger uitvallen. Hierdoor wordt ook een andere belangrijke IT belofte, namelijk rationalisatie en kostenbesparing niet ingelost.

Voor uitgevers en bibliotheken is het grote voordeel echter dat er in een relatief veilige, tot de campus besloten omgeving geëxperimenteerd kan worden met de elektronische beschikbaarstelling van tijdschriften. Campus-licenties voor elektronische versies worden doorgaans gebaseerd op het vertrouwde abonnement op de papieren versie. In de tussentijd werken uitgevers aan een herstructurering van hun produktieprocessen waardoor en meer snelheid en minder kosten gerealiseerd dienen te worden, terwijl sommige uitgevers ook experimenteren met puur elektronische uitgaven. Overigens is het nog maar de vraag in hoeverre uitgevers bereid zijn hun klanten in deze kostenreducties te laten delen.

Consequentie van deze ontwikkelingen zal ook zijn dat bibliotheken zich een aantal vragen dienen te stellen: wil men een abonnement op een papieren versie, een elektronische versie of beide ? Met name de keuze voor enkel de elektronische versie impliceert een ware cultuurschok. Wil men een afkoopabonnement met ongelimiteerd gebruik (op de campus) of afrekening per geprint of gedownload artikel ? Dit zijn lastige vragen die enkel bevredigend beantwoord kunnen worden indien er meer inzicht ontstaat in het gebruik van tijdschriften, zowel kwalitatief als kwantitatief.

Vergeleken met de pure elektronische tijdschriften gaat het bij de elektronische versies om substantiële aantallen. Zo biedt Reed Elsevier met haar EES (Elsevier Electronic Subscriptions) programma al haar 1100 tijdschriften ook in elektronische vorm aan. Vergelijkbare projecten zijn er bij John Wiley (326 tijdschriften), Blackwell (125 op een totaal van 200 tijdschriften) en Academic Press (175) [4]. Ook vermeldenswaard is een nieuw initiatief van Reed Elsevier, Science Direct, dat het best gekarakteriseerd kan worden als een uitbreiding van het EES project, maar dan met tijdschriften van andere uitgevers. Overigens onder voorwaarden die bepaald worden door iedere uitgever afzonderlijk. Met dit initiatief probeert Reed Elsevier een van de voornaamste bezwaren die uit het TULIP project (de experimentele voorloper van EES) naar voren kwamen, namelijk het ontbreken van voldoende kritische massa, te ondervangen [5]. Wetenschappers zijn immers geïnteresseerd in alle relevante tijdschriften op hun gebied en niet enkel in die van een bepaalde uitgever, en zelfs Reed Elsevier kan zich nu eenmaal geen monopolist noemen op deze markt. Interessant aan Science Direct is voorts de intensieve samenwerking met Lexis-Nexis, een van de recente overnames van Reed Elsevier.

Kritische factoren

Grote vraag blijft wat de potentie is van de puur elektronische tijdschriften die door wetenschappers zelf worden geproduceerd. Odlyzko, als mathematicus werkzaam bij AT&T Bell Labs, verwacht dat door de snelle opkomst van preprints, wetenschappers steeds minder geneigd zullen zijn gebruik te maken van bibliotheken. Daardoor zullen zij minder protesten laten horen indien hun bibliotheken besluiten tot, weer een, grootschalige annuleringsronde van tijdschriften. Door de daling van het aantal abonnementen stijgt vervolgens de prijs voor de overblijvende abonnementshouders, waardoor weer nieuwe annuleringsronden geinduceerd worden [6]. Harnad, oprichter van een van de eerste en tevens een van de meest gerenommeerde elektronische tijdschriften, Psycoloquy, wil dit proces een handje helpen door wetenschappers op te roepen om hun publicaties na acceptatie in bestaande tijdschriften publiekelijk aan te bieden via Internet [7].

Nadere beschouwing van deze twee scenario's leert dat beide zwaar leunen op de attitude van wetenschappers. In een onderzoek van Schauder blijkt echter dat veel wetenschappers elektronische tijdschriften eerder zien als een prettige aanvulling op bestaande mogelijkheden, maar toch zeker niet als vervanging [8]. Het ideaal is publiceren in de toptijdschriften, ook als daarvoor het copyright - zoals gewoon in de wetenschappelijke wereld - dient te worden overgedragen aan de uitgever. Deze motivatie is impliciet gegeven door het bestaande beoordelingssysteem en daarmee is ook een van de paradoxen van de huidige wetenschappelijke informatieketen blootgelegd. Universiteiten en researchinstellingen steken veel geld in onderzoek. De resultaten van dat onderzoek worden om niet weggeven aan uitgevers en vervolgens kopen de bibliotheken van diezelfde instellingen deze resultaten voor veel geld terug. Een onderzoek van Lancaster toont aan dat bestuurders van Amerikaanse wetenschappelijke instellingen en bibliothecarissen weinig fiducie hebben in de mogelijkheden van wetenschappers om het publicatieproces meer in eigen hand te nemen en ook weinig prioriteit wensen te geven aan projecten op dit gebied [9]. Er is geen reden om aan te nemen dat de houding van hun Europese collega's positiever is ten opzichte van elektronisch publiceren door wetenschappers.

Zolang deze houding niet verandert zal het elektronische tijdschrift een achterstand hebben ten opzichte van de gedrukte tijdschriften die langzaam maar zeker ook verder het elektronische pad opgaan. Daarmee wordt een fraaie kans voor een daadwerkelijke innovatie en rationalisatie van de wetenschappelijke informatievoorziening gemist.

Hans Roes
Bibliotheek Katholieke Universiteit Brabant

Noten:

  1. Lancaster, F.W., The Evolution of Electronic Publishing, Library Trends, 43(4), 1995, pp. 518 - 527
  2. Hitchcock, Steve, Carr, Leslie and Hall, Wendy, A Survey of STM Online Journals 1990 -95: the Calm before the Storm.
    URL:http://journals.ecs.soton.ac.uk/survey/survey.html
  3. Harter, Stephen P. en Kim, Hak Joon, Electronic Journals and Scholarly Communication: A Citation and Reference Study, Paper delivered at ASIS Midyear Meeting, San Diego, CA, May 20 - 22, 1996 URL:http://www-slis.lib.indiana.edu/PrePrints/harter-asis96midyear.html
  4. Taubes, Gary, Science Journals Go Wired, Science Magazine, 271(5250), 1996, p. 764
    URL:http://science-mag.aaas.org/science/scripts/display/full/271/5250/764.html
  5. TULIP Final Report, Executive Summary, Elsevier Science, 1996
    URL:http://www.elsevier.nl/info/projects/trmenu.htm#ExecSummary
  6. Odlyzko, Andrew M., Tragic Loss or Good Riddance ? The Impending Demise of Traditional Scholarly Journals, International Journal of Human - Computer Studies, 42, 1995, pp. 71 - 122
  7. Brent, Doug, Stevan Harnad's "Subversive Proposal": Kick-Starting Electronic Scholarship - A Summary and Analysis, The Information Society, 11, 1995, pp. 275 - 283
  8. Schauder, Don, Electronic Publishing of Profesional Articles: Attitudes of Academics and Implications for the Scholarly Communication Industry, Journal of the American Society for Information Science, 45(2), 1994, pp. 73 - 100
  9. Lancaster, F.W., Attitudes in Academia Toward Feasibility and Desirability of Networked Scholarly Publishing, Library Trends, 43(4), 1995b, pp. 741 - 752

HTML versie van dit artikel op URL http://cwis.kub.nl/~dbi/users/roes/articles/ejsemnet.htm.

Dit artikel is een ingekorte en bewerkte versie van een lezing verzorgd voor de International Summer School on the Digital Library, Tilburg 4 - 16 augustus 1996. Het (Engelstalige) paper van deze lezing is via WWW beschikbaar op URL http://cwis.kub.nl/~dbi/users/roes/articles/ej_1996.htm.